Software voor Windows
Gebruik de optie Standaardinstallatie of Aangepaste installatie
om de HP-software te installeren (Hierbij worden verschillende
printerdrivers geïnstalleerd. Zie pagina 17 voor meer informatie.)
Opmerking
Netwerkbeheerders: als de printer is aangesloten op een netwerk,
moet u de printer configureren voor het betreffende netwerk vanuit
de HP Web Jetadmin-software of soortgelijke netwerksoftware
voordat u kunt afdrukken (zie de beknopte gebruikershandleiding).
Toegang tot de Windows-printerdriver
Configuratie van de driver: kies één van de volgende manieren om
toegang te krijgen tot de driver:
Besturings-
systeem
Verander tijdelijk de
instellingen (in een
toepassingsprogramma)
Standaard instellingen
wijzigen (in alle
toepassingsprogramma’s)
Windows 95,
Windows 98 en
Windows Me
Klik in het menu Bestand op
Afdrukken en klik dan op
Installatie of op Eigenschappen.
(De daadwerkelijke stappen
kunnen variëren; dit is de meest
gebruikte methode.)
Klik op de knop Start, ga naar
Instellingen en klik dan op
Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het
printerpictogram en kies
Eigenschappen.
Windows NT 4.0
Klik in het menu Bestand op
Afdrukken en klik dan op
Installatie of op Eigenschappen.
(De daadwerkelijke stappen
kunnen variëren; dit is de meest
gebruikte methode.)
Klik op de knop Start, ga naar
Instellingen en klik dan op
Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het
printerpictogram en selecteer
Standaardwaarden document of
Eigenschappen.
Windows 2000
Klik in het menu Bestand op
Afdrukken en klik dan op
Installatie of op Eigenschappen.
(De daadwerkelijke stappen
kunnen variëren; dit is de meest
gebruikte methode.)
Klik op de knop Start, ga naar
Instellingen en klik dan op
Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het
printerpictogram en selecteer
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken of Eigenschappen.
Windows XP
Klik in het menu Bestand op
Afdrukken en klik dan op
Installatie of op Eigenschappen.
(De daadwerkelijke stappen
kunnen variëren; dit is de meest
gebruikte methode.)
Klik met de rechtermuis op de
knop Start en wijs Printers en
faxapparaten aan. Klik met de
rechtermuisknop op het
printerpictogram en kies
Eigenschappen.
20
Hoofdstuk 1: Basisinformatie over uw printer
NLWW
Opmerking
Instellingen in de printerdriver en het toepassings- De instellingen
in het toepassingsprogramma onderdrukken het
printerdriver-instellingen.
Kies de juiste printerdriver voor uw specifieke
behoeften
Kies een printerdriver op basis van de manier waarop u uw printer
gebruikt.
•
Gebruik de PCL6-printerdriver om ten volle te kunnen profiteren
van alle mogelijkheden van uw printer. Tenzij
backward-compatibiliteit met eerdere PCL printerdrivers van
oudere printers nodig is, wordt de PCL6-printerdriver aanbevolen.
•
Gebruik de PCL 5e-driver als u wilt dat uw afdrukresultaten er net
zo uitzien als die van oudere printers. Bepaalde functies zijn in
deze drivers niet beschikbaar. (Gebruik de bij deze printer
geleverde PCL 5e-driver niet in combinatie met oudere printers.)
•
Gebruik de PS-driver voor compatibiliteit met PostScript
3-behoeften. Bepaalde functies zijn in deze drivers niet
beschikbaar.
De printer schakelt automatisch over tussen de PS- en de PCL-
printertaal.
Printerdriver Help
Elke printerdriver heeft Help-schermen die geactiveerd kunnen
worden met de Helpknop, de F1-toets of een vraagteken- symbool
in de rechterbovenhoek van de printerdriver (afhankelijk van het
gebruikte Windows-besturingssysteem). Deze Help-schermen
geven uitgebreide informatie over de specfieke driver.
Printerdriver-Help is onafhankelijk van de Help in uw
toepassingsprogramma.
NLWW
Hoofdstuk 1: Basisinformatie over uw printer
21